1.
Ik kijk naar A.L. Snijders op televisie. Ik wil niet dat schrijvers op televisie verschijnen, ze moeten zwijgen, maar dat interesseert televisie niet, mijn verlangens doen er niet toe, het programma is gemonteerd, het moet uitgezonden, het maakt niet uit wat ik wil of wat ik doe, alles gebeurt toch wel, de weg is bestendig daadloos, nochtans blijft niets ongedaan.
2.
Wanneer je A.L. Snijders leest, lees je hoe je moet schrijven.
‘Als ik bij Hein ben, vraag ik hem altijd hoe je moet schrijven. Dan komt hij met voorschriften van Catullus, Horatius, Quintilianus, allemaal nog uit de tijd van het Barlaeus-gymnasium. Maar ik wil eenvoudiger raad. ‘Wees impliciet en gebruik geen bijvoeglijke naamwoorden,’ zegt hij. ‘Wat is impliciet?’ vraag ik. Hij zegt: ‘Leg niets uit. De lezer moet alles zelf ontdekken, dan denkt hij dat hij intelligent is.’ – Ruim water, A.L. Snijders, de Parool-columns, Thomas Rap
En dan komt het verraad (een boek uitgeven is verraad). In de brieven aan de redacteur, Quintillianus die 3 voorwaarden stelt voor wat nodig is om te schrijven: (1) nacht (2) een klein kamertje (3) een lampje.