Not till we are lost, in other words, not till we have lost the world, do we begin to find ourselves, and realize where we are and the infinite extent of our relations. – Walden, Thoreau
Het goede is ondraaglijk: de zon op het raam, het raam gekanteld, een boek, een bij die bij het raam zoemt, rond een gaatje in de onderkant van het raam cirkelt. Elke avond als ik het raam sluit, sluit ik die bij op in een kozijnen kerker.
In de lucht condensstrepen, uiteenwaaiend krijtwit, kriskras, het is mei, iedereen vliegt de wereld rond. Blokker verkoopt harde rolkoffers. Stewardessen verruilen hoge hakken voor platte schoenen.
Virginia Woolf heeft het over a room with a view.
Cyril Connolly heeft het over a womb with a view.
We must select the Illusion which appeals to our temperament and embrace it with passion if we want to be happy.
Ze vraagt of ik met haar naar Londen vlieg en ik aarzel, vliegangst is mijn excuus om niet verloren te raken, in andere landen, in de bergen, op wegen, in bossen. ‘Als vrienden’ haast ze zich te zeggen.