Ditto: don’t write about a divorce you’re going through. – Mary Karr
Op allerlei momenten grijp ik mis. Lepel. Waterpas. Steelpan. Spiegel aan de muur van de badkamer, waar ik nauwelijks in kijk, wat makkelijker gaat zolang die spiegel hangt waar hij gisteren nog hing. Ah, dit voelt dus als van haar. Oh, nu is het weg. Het lichaam verraadt me, trekt kastdeuren open, vindt lege plekken.
Ik zie nu waaraan ze gehecht is, maar misschien beeld ik me dat in. Heeft ze eenvoudig een kaasschaaf nodig en wil ze een eitje koken op de eerste ochtend in haar nieuwe huis. Natuurlijk ben ik teleurgesteld. De lelijke, onhandige cadeaus (knoflookschrapertje, pastamachine, broodmachine) van familie en vrienden nam ze niet mee, printer, platte schroevendraaier wel.
Er is tijd, in porties van uren. Het is 2.28 uur en vogels fluiten. Ze fluiten elkaar wakker, ik was het al. Ik zou kunnen googlen om te kijken of er problemen zijn, het lijkt wat vroeg, maar draai me om, op een nieuwe plek, bij het raam, blik op het oosten, waar licht begint en hoop huist. Als ik om vijf uur wakkerschiet draaien auto’s in pikdonker de weg op, grimmige koplampen, auto’s lijken evolutionair gedoemd.
Het sneeuwt, een vriendin mailt dat er een laagje sneeuw ligt in New York. Het dempt niets, alles hard en hol. Ik stel me haar voor in Central Park en dat lukt niet, ik wil dat ze terug is, kunnen we naar de film. Ik wil naar huis, waar ik al ben. Al die dingen die blijven: de nooit opgeruimde kelder, het rommelige schuurtje, alles staat er nog, als lelijke stickers op fietsen die je er bij leven niet krijgt afgekrabt.