Ik heb acht essays geschreven van 3000 woorden, elk essay kent meer dan 30 versies, zwaar werk, ik beleef er geen enkele vreugde of inspiratie aan (ik vermoed dat je dat terugleest). Interessanter dan zelfbeklag is de vraag waarom het schrijven moeizaam gaat? Ik moet blind doorschrijven anders lukt het niet, niet achterom kijken: 80 smaken ijs in de vitrine, 24 smaken jam in de supermarkt, schrijven is kiezen tot in het oneindige, elke zin een mogelijkheid tot vertakking, ieder woord een knop aan een tak. Welke laat je tot bloei komen? In één flard ben ik bij Julian Barnes die de rouw om zijn vrouw verbindt met opkomende ballonvaart, Nadar en fotografie. Nadar verbond twee dingen en creëerde iets nieuws: luchtfotografie. Liever dan de wereld horizontaal in beeld brengen (piramides en ruïnes, bovenaanzichten, droneshots, waarop we zo dol zijn), deed hij dat verticaal (dieptepsychologie, portretten). Barnes koppelt het verhaal van Nadar en Sarah Bernhardt aan zijn eigen liefdesverhaal. Om boven de wolken te zijn, extase te ervaren, de zon die heerst, neem je het risico van de crash, de val, de dood, voor lief. Hoe kom ik, kiezend voor het genot en gemak van lezen, ja zo is het, ja dat is de liefde, ja zo is de rouw, tot het schrijven van een boek? Ik lees een boek per dag, zie niemand, raak uit mijn humeur als mijn afdaling onderbroken wordt, als de situatie noodzaakt tot remmen (snelweg, straat, rotonde, fietspad). Het is het beste als niemand remt. Schrijven is voortdurend op de rem trappen. Het tegengestelde klopt ook. Dat is nog het meest wonderlijke van schrijven.