Ik neem de computer op schoot, al is het scherm dan te ver van mijn gezicht om woorden te lezen, een einder, een horizon. Ik zak onderuit in de stoel, trek mijn knieën op, mijn voeten rusten tegen de muur. De laptop ligt nu op mijn borst. Ik zet me schrap tegen de muur, voel de druk op mijn rug, ik zou mezelf op de stoel weg kunnen duwen, door de muur, bij de buren naar binnen. Mijn tenen voelen de oneffenheden in de reeks planken die dakpansgewijs bevestigd zijn. Deze houten muur is het ruwste element van het huis. Hij bevond zich aan de buitenkant toen ik het huis betrok. Er liep een smal gangetje naast, een stenen trap de dijk op, nauwelijks 1m25 breed. Inmiddels hoort die 1.25 meter bij de binnenkant van het huis, ik heb die onderdak geboden, geannexeerd, het stenen pad doet mee aan de waardering onroerende zaak. De kajuit noem ik de ruimte, smal en lang, onpraktisch, aan het uiteinde zit een raampje. De kajuit bevat ook een bovenraam, daklicht, licht van boven, het meest weldadige licht, direct vastgeplakt aan de onderkant van de hemel, lichtgevende lucht, waar wolken in blauw rustig voorbijzweven, een grote postzegel. Ik bezit geen kunstwerken, maar het dakraam is een James Turrell (Skyspace). Als ik in de breedte zit leun ik met mijn hoofd tegen de ene muur (in de schaduw van de buren) en raken mijn voeten de houten planken (bruin geteerd als een strandhuis dat de elementen trotseert). In die houding neem ik mijn laptop op schoot, laat die rusten op mijn borst, net als mijn kin. Lezend stut ik het huis.

De muren in het huis staan vol boeken, het huis is een schelp van een mossel die niet groter groeit maar kleiner, de binnenruimte wordt almaar kleiner. Claustrofobie, een astmatische angstrest – ik ervaar niet snel een teveel, een genoeg aan lucht, regelmatig denk ik: alle boeken weg, de mossel slipt dicht. De spullen (voornamelijk boeken) benemen me de adem, het leefoppervlak verkleint, mijn blik heeft geen horizon, botst tegen boeken. Dan denk ik: goede isolatie voor het huis.

De wanden staan vol boeken maar ik maak ook losse stapels, ik werk nooit in de breedte, altijd in de hoogte, als een pottenbakker die een homp klei laat rijzen tot een vaas. Dit bemoeilijkt het pakken van een boek. Het resultaat is een Chinees landschap met overzichtelijke torentjes, kniehoog. Als ik op mijn rug lig ben ik Gulliver, die als hij op zijn buik draait op ooghoogte bij de gevangen prinses in de toren binnenkijkt.

Het onkruid van de planken wieden (‘weed shelves’, Moyra Davey)

Boeken wegdoen betekent de hoop wegdoen dat iets uit die boeken tekst wordt, het betekent ruimte maken voor iets anders, de angst wegdoen dat ik een citaat, idee of gedachte niet meer kan vinden. Het betekent vertrouwen op iets anders, op de vervormende kracht van het geheugen, op maken, op creatie. 

Ik loop al een maand dagelijks over het strand naar Westkapelle, waar licht lucht doet vermoeden, wring me tussen de paalhoofden, wat steeds moeilijker gaat omdat kokkels en mossels zich op de palen vastzetten en in mijn huid krassen. Ik volg het spoor van voetstappen, daar waar de meeste zijn (social proof) is de opening tussen de palen het grootst. Ik duw mijn lijf naar voren, dwars, als een munt in een gleuf. Aan de andere kant kom ik naar buiten. Ledige tijd bijna voorbij. Stilte. Ik wacht op Tot alles in beweging komt van Ester Naomi Perquin. Nog niet verschenen. Ik reserveer een exemplaar. Beschikbaar op 07-11-2025.