Je denkt altijd dat je opnieuw kunt beginnen. De moeilijkheid om je eigen einde voor te stellen. Het onvermogen om te accepteren dat iets eindig is.
Ik kan nooit geloven dat iets voorbij is, hoe zou ik dat in hemelsnaam kunnen. Software biedt allerlei opties waarover je als mens zou willen beschikken.
Brood is na vijf dagen oud. Computers lopen vast. Kappers ruïneren hoofden. Dokters zetten verkeerde benen af. Docenten op kunstacademies hebben drankneuzen, dragen hun mislukking over. Docenten op technische universiteiten praten niet met je. Docenten die niet moe zijn wantrouw ik. Psychologen verwarren wat je zegt met wat ze denken dat je zegt, luisteren niet. Vertegenwoordigers in Volvo’s snijden je af. Dit gebeurt al eeuwen met steeds andere middelen. Op technische universiteiten leiden ze geen twijfelende mensen op, een ingenieur twijfelt niet, gumt niet uit. Hij berekent en trekt rechte lijnen. Hij tekent met fineliner, niet met potlood. Dat is het beeld dat ik meeneem, al werkt hij natuurlijk met computers. De symboliek ervan raakt me diep. Je zou zeggen dat je daar zelfvertrouwen kweekt.
Hoe vaak komt het niet voor dat je achteraf weet wat je gisteren, twee, vier, vijf, twintig jaar geleden had willen weten? Ik had het niet zien aankomen. Ik had het niet verwacht. Ik had het voor onmogelijk gehouden. Het web is lelijk geworden. Chaos nodig om onze ogen aan het scherm gekleefd te houden: vind dit leuk, scroll nog even hier, klik nog even daar, kleine gekleurde blokjes, berichtjes, emoticons, kleurtjes en belletjes in een casino, juice.
Wanneer begint iets? Wanneer eindigt het? De mens is onvolkomen, hij doet zijn best, hij is hebzuchtig, zijn begeerte drijft hem voort en het gaat nog eigenlijk best vaak goed. Verliefdheid is een donderslag. Die begint niet. Is er. Patsboem, in de scène, hier en nu. Wow, zij is leuk. Ik kijk in haar ogen. Zij kijkt terug. In de deuropening. Aan de overkant van het net. Blauwe trui, oranje band. Roze joggingbroek, tennisracket, schapenbontje. Voordat het begint, is iets begonnen. In de liefde hoef je niet te wachten tot je genoeg weet, tot je er klaar voor bent, tot je het snapt. Die parameters gelden niet.
Beginnen is makkelijk. Het begin van het web is geweldig.
Misschien had ik het niet zo lichtvaardig moeten opvatten.
Het probleem: instandhouding.
De mens die taal gebruikt is onverdraaglijk onprecies.
Eendagsvliegen hebben een verkeerde naam, ze leven langer dan één dag. Het grootste deel van hun tijd brengen ze in water door, als onvolwassen nimf. Dan, na een gedaanteverwisseling, zijn ze volwassen. Nu gaat alles snel. Ze worden opgevreten door hun ongeduld. Ze willen seks, geen voedsel. Ze kunnen ook niet eten. Seks. Meer seks. In zwermen. Hooligans in de liefde. Eéndagsvliegen brengen het grootste deel van hun leven door in afwachting. Net als teken, die soms wel twaalf jaar in een tak hangen voordat ze zich laten vallen.
In dat stadium zit het web nu: een belachelijke orgie in de lucht, een zwerm. Het ontploft. AI. AI. AI.
Je moet ergens beginnen. Je kunt beginnen. Begin maar. Handleidingen voor koffiezetmachines, videorecorders en computers sla je ook niet open, en die doen het ook. In twee seconden richt je een marketingbedrijf op met 12 medewerkers. Die medewerkers chatten met elkaar. Jij kunt ze bellen, al is ook dat niet nodig.
Ik ontmoette een theatermaker in een periode dat ze erover dacht te stoppen. Ik hing aan haar lippen. Stoppen is aanlokkelijk. Wanneer stop je? Stoppen is natuurlijk een opmaat voor een ander begin. Je moet beginnen, zei ze eenvoudig. Voor je het weet zit alles op alles te wachten.
Wanneer begint iets? Is AI begonnen? Zwermen de eendagsvliegen in de lucht, op zoek naar seks? Vermenigvuldigen ze zich als een gekke? Of hebben we nog niks gezien, leven ze nog in afwachting, hangen ze nog aan de tak?
Vogels! Schepsels die schattig en klein zijn gebleven. Vogels kunnen in de winter maar één ding tegelijk: vliegen of zingen of warm blijven. Vrouwtjeseenden hebben een manier gevonden om agressieve woerden af te schudden – door langs een polderweg te vliegen en op het laatste moment voor een auto te duiken. Vogels fascineren me. Ik heb een dik boek van Koos van Zomeren over vogels, allemaal vogels. Ik overweeg erin te beginnen. Ik kijk naar vogels in de achtertuin. Grote komen hier niet. Soms wel een reiger maar dat beschouw ik niet als een vogel, omdat ik die niet zie vliegen, die komt aanstappen, op zoek naar kikkers.
Leven wil zich splitsen, los maken, vermeerden, de boel complexer maken. Dat heet evolutie.
Ik hoef alleen maar terug te redeneren om het moment te vinden waarop de celdeling in gang is gezet. Dan stopt het.